Vrienden van Middenduin                                  

Overveen natuurlijk mooi !!!                                                                                                       

Middenduin heeft een lange geschiedenis.

Aan de hand van een interview met Bert Hartoch en Tom in den Bosch, voormalige jachtopzieners, en literatuuronderzoek schreef Truus Zonneveld het hierna volgende verhaal: Middenduin, lustoord voor buitenmensen 

Wie Bert Hartoch en Tom in den Bosch, twee voormalige boswachters, over het Middenduin hoort spreken, komt ogen en oren tekort. Aan de hand van hun verhalen ontvouwt zich een wereld waarin ooit patrijzen, fazanten, konijnen ronddartelden en leeuweriken, paapjes, kieviten en bontbekplevieren vlogen. Een gebied met een overdaad aan vlinders en wilde orchideeën, waarin werd gejaagd en gespeeld. Waar nog geen sprake was van ‘groene buffers’ of ‘ecologische verbindingszones’, evenmin van aangereden herten of vergassing van ganzen, maar waarin de duinen eenvoudigweg de duinen zijn. Een eigen wereld waarin inwoners van Bloemendaal, Haarlem en omstreken zich graag in begaven.  

Waar ligt dat voormalige paradijs? Over welk gebied hebben we het? Middenduin, ooit in de 18 e eeuw een gehucht in de duinen bij Bloemendaal, is nu een 158 ha groot afwisselend duingebied met open duin, natte duinvalleien en bos. Het ligt aan de westkant van Overveen, zuidelijk van de Zeeweg. Tussen Kraansvlak en Brouwerskolk, noordelijk van Elswout en Duinvliet. Niet eenvoudig te vinden voor wie hier onbekend is. Paradijzen zijn nu eenmaal lastig te vinden, laat staan traceerbaar via Google maps. 

Het gesprek met beide heren vindt plaats op een frisse zomeravond in juni. Gastheer en gastvrouw zijn Ed Prins en Margreet Pruijt, oprichters van de Stichting Vrienden van Middenduin, en bewoners van een voormalige boswachterswoning met riant uitzicht op de vallei in het Middenduin. Toepasselijker kan niet. Het onderhoud vindt op hun initiatief plaats. De stapel fotoalbums van Tom in den Bosch blijft lang ongeopend liggen. Niet omdat de foto’s niet tot de verbeelding zouden spreken - dat doen ze wel, vooral die van grote jachtgezelschappen in vol ornaat - maar de aanstekelijke verhalen van Bert en Tom zuigen alle aandacht op. De ene herinnering knoopt zich aan de andere. Beide heren kennen elkaar meer dan 40 jaar en hebben aan een half woord genoeg.

 

Wildernisse

‘Wildernisse’ is de term waarmee de duinen in notariële akten worden aangeduid. Duingronden worden tot ver in de 20 ste eeuw als schraal, onvruchtbaar en dus als nutteloos beschouwd omdat de zandgronden niet geschikt zijn om te telen: dan weer te droog dan te nat, en voortdurend met zand bestoven. Waarmee niet is gezegd dat er toen geen plezier aan werd beleefd. Gejaagd wordt er volop. De Kennemerduinen zijn in de Gouden Eeuw in trek bij de adel, Amsterdamse kooplieden en regenten die hier voor de jacht komen en een lang lui zomerverblijf op hun buitenplaatsen als Duinlust, Duinvliet, Belvedère en Brouwerskolk. In de Franse tijd worden verwoede pogingen ondernomen om die Wildernisse nuttig te maken. Ook landschapsschilders worden vanwege het licht door deze streek aangetrokken. Wie "Gezicht op Haarlem" kent van Jacob Ruisdael snapt waarom. De nabijheid van de zee maakt het licht boven de weilanden en de duinen ijl en transparant. In de Franse tijd worden verwoede pogingen ondernomen om die Wildernisse nuttig te maken. In 1794 start een nieuw opgerichte landbouwassociatie met de teelt van akkerbouwgewassen. Deze Maatschappij Middenduin staat, in navolging van het Brabantse model, een vernieuwende aanpak voor waarin het gemengd bedrijf wordt gepraktiseerd en waarin akkerbouw met veeteelt wordt gecombineerd. Vandaar ook namen als Koevlak, Bokkenvlak en Schapenkamp. Het schiet niet op. Ondanks bemesting met afval uit Haarlem stranden pogingen om het land in cultuur te brengen. Wind en zandstormen zijn de oorzaak. De zandafgravingen in de 17 e en 18 e eeuw, die zijn bedoeld voor het dempen van grachten en wegenaanleg, leveren meer geld op.

Aan dat gegraaf dankt Middenduin zijn kenmerkende vallei. De ontgraving van het meertje van Burdet (voormalige duineigenaar) is een van de laatste projecten ten behoeve van de aanleg van Schalkwijk. Bert Hartoch weet nog goed dat er naderhand moestuinen worden aangelegd en bollen worden geteeld. Tot 1992. Vanaf die datum is Middenduin in handen van Staatsbosbeheer. Tom in den Bosch treedt begin jaren tachtig als boswachter bij deze organisatie in dienst.

 

Katapult op zak

Die liefde voor de duinen zat er bij beiden al vroeg in. Bert Hartoch is als kind niet uit de duinen weg te slaan. Als een Hollandse Tom Sawyer is hij van de vroege ochtend tot de late avond buiten te vinden. ‘Ons speelterrein bestond uit Kraantje Lek, Brouwerskolk en Middenduin. Alleen Middenduin was open voor publiek. Grote delen waren nog particulier bezit en dus ontoegankelijk, maar spelen werd min of meer gedoogd. Alle kinderen uit de Leidse buurt zaten in de duinen. Ieder vrij uurtje brachten we er door, woensdagmiddagen, de hele zomervakantie! Je kreeg van je moeder brood mee en weg was je. Je moet bedenken dat op vakantie gaan nog een onbekend fenomeen was. Mijn vader had iets van vier vrije dagen per jaar.’ Spelen, vissen, een beetje stropen en jagen lopen naadloos in elkaar over. Tom: ‘Een katapult had je als jongen gewoon altijd bij je.’ Bert: ‘Je kon minutenlang zitten wachten met een stok in je handen en daaraan een touw met een lus geknoopt. En maar turen in het heldere water totdat je, pàts in één klap, de snoek door de lus kon halen. Zwemmen deden we ook. Het water in het Schippersduin was brandschoon.’

 

Baron met hagelgeweer

Tom in den Bosch krijgt het heilige vuur van zijn vader aangereikt. ‘Mijn vader was gek van de duinen. We gingen samen op stap in de Amsterdamse Waterleidingduinen (vanaf 1922 opengesteld voor publiek), dan liepen we naar Zandvoort, plukten we bramen of gingen verder weg met de fiets. Ik was acht en zag baron Van Hardebroek in het duin. Met een dubbelloops hagelgeweer op zijn rug. Dat heeft me gegrepen. Mijn enige gedachte was: Dat wil ik ook! De duinen in met een echt geweer. Mee met een jachtgezelschap. Als kind wist ik niet hoe snel ik uit school moest komen. Met een rotgang vloog ik van huis naar de duinen. Kijken of ik kon helpen met drijven of voeren.’

 

Avontuur

Eenmaal de kinderleeftijd ontgroeid blijft Bert Hartoch de duinen opzoeken. ‘Jùist als je ouder werd bleven de duinen trekken! Avontuur, daar zat ‘m de aantrekkingskracht in. Tijdens mijn mulo B-jaren en m’n diensttijd was ik er altijd te vinden.’ Na enkele jaren op de grote vaart weet Bert in de duinen een werkkring te bemachtigen. ‘Ik zag een advertentie van het Provinciaal Ziekenhuis voor parkwachter. Een bijzondere functie, want je moest niet alleen het duinterrein beheren, maar ook tactisch om weten te gaan met de psychiatrische patiënten van Meer en Berg.’ Bij de functie van parkwachter hoorde een woonhuis, midden in het duin. Voor Bert een geschenk uit de hemel. Van zijn bovenwoning boven café Sligting – volgens beide heren nog steeds het mooiste café van Overveen en omstreken - verhuist hij met vrouw en twee jonge kinderen naar een dienstwoning op Meer en Berg waar achter het ziekenhuis een gigantisch jachtterrein ligt. Terug naar het eldorado: ‘Als parkwachter kwam ik in het bezit van een jachtvergunning. Ik kon en mocht jagen!’

 

Koetsje van Anna

Een bijzonder voorrecht, want jagen in de duinen is in die tijd exclusief voorbehouden aan de grootgrondbezitters met ‘heerlijke’ rechten. Ook pachters die land huren, mogen op hun eigen land geen strikken zetten, laat staan op hazen of konijnen jagen. Vanaf de vroege middeleeuwen is de ‘Grafelijkheid van Holland’ grootgrondbezitter, daarna dragen de graven het gezag over aan de Brederodes. In 1679 overlijdt de laatste Brederode en komen de duinen te vervallen aan de Staten van Holland en West-Friesland. Abraham Romswinckel, groothandelaar in zijden en Turkse garen, koopt in 1722 een groot deel van het duin dat na zijn overlijden in handen komt van zijn erfgenamen waaronder Gualtherus Boudaen, burgemeester van Amsterdam.

Vanaf 1795 worden alle heerlijke rechten op de duinen opgeheven en mag je alleen met een vergunning jagen. Een kostbare zaak, voor de meeste mensen onbetaalbaar. Bewoners die blijven jagen, zoals daarvoor, staan vanaf dat moment te boek als stropers.

Vanaf 1810 spelen de Borski’s een belangrijke rol in de historie van de Kennemerduinen en ook het Middenduin. Dezelfde familie is ook eigenaar van Elswout, Duinlust en Duinvliet. Willem Borski laat met succes op grote schaal in Middenduin de Corsicaanse den aanplanten om zandverstuiving tegen te gaan. Hij heeft plannen om na beteugeling van de verstuiving villawijken in duin aan te leggen. Plannen die nooit werden uitgevoerd. De naam Burdet, die tijdens het gesprek enkele malen valt, is van Adolphe Burdet, Zwitser, huisleraar van de familie van Vliet op Elswout. Hij trouwt met de oudste dochter Olga van Vliet. Burdet is een natuurliefhebber, hij fotografeert vogels en is bevriend met Jac. P. Thijsse. Later woont hij met zijn Olga op Lindenheuvel in Bloemendaal. Een van de laatste particuliere eigenaren in Middenduin is Anna van Vliet-Borski. Bert wijst op een van de oude foto’s haar koetsje aan. De laatste particuliere eigenaar is Andriessen, de man bij wie Tom in den Bosch als zestienjarige in dienst treedt. In 1977 verkoopt Andriessen zijn gronden aan de provincie.

 

Dag en nacht in touw

Tom: ‘Onder schooltijd – ik zat op het Heuveltje in Bloemendaal – greep ik iedere kans aan om naar buiten te gaan. “Ik ben even weg hoor”, zei ik dan. En dan kwam ik nooit meer terug. Leren was toen niet aan mij besteed. We zaten met een groepje altijd bij de kolken. Keer op keer werd ik daar weggejaagd door Bakker en Blokdijk, jachtopzichters die de duinen van Kees Andriessen hermetisch afsloten. Maar ik wist me op een gegeven moment onmisbaar te maken door met voeren te helpen. Voor de jacht werden er fazanten uitgezet die op zogenaamde fazantenbanen voer kregen waardoor ze op het terrein bleven. Je wilde natuurlijk niet dat ze naar het naastgelegen duin van andere eigenaren gingen en vervolgens door hen werden afgeschoten. Dat kon je niet op je laten zitten! De fazantenstand werd in die tijd kunstmatig hoog gehouden. De hoeveelheden voer waren dan niet misselijk hoor. Ik heb het eens bijgehouden en kwam op 35.000 kg maïs per jaar. Vanaf mijn zestiende kwam ik nagenoeg nooit meer op school. Ik ben op een gegeven moment naar de rentmeester van Andriessen gestapt en zei “Ik wil wel wat verdienen!” Zo kwam ik in dienst van de zogeheten Combinatie van Middenduin. Voor tweehonderd gulden per maand was ik als assistent-jachtopziener van Jan van der Kolk dag en nacht in touw. Voeren, kraaien schieten, stropers betrappen, je was eigenlijk nooit klaar.’

 

De Combinatie

 

De Combinatie van Middenduin bestaat uit een club jagers die zich door eigenaar Andriessen graag laat inviteren om in zijn duinen op vossen, fazanten, reeën en konijnen te jagen. Prins Bernhard, Frits van Fentener Vlissingen en andere baronnen, jonkers en ondernemers behoren tot het exclusieve gezelschap. Hulp kunnen deze jagers goed gebruiken. Omstreeks die tijd leren Tom en Bert, die ruim twintig jaar met elkaar schelen, elkaar kennen. Zowel Bert als Tom is er als de kippen bij als er drijvers worden gezocht. Tom: ‘Ik rende uit school naar Kraantje Lek, daar zat het gezelschap vaak te eten, om te vragen of ik kon helpen. Hele middagen ging ik dan mee als drijver. Die jachtdagen, dat was een feest!’ Bert: ‘De sfeer op zo’n dag was altijd gemoedelijk. Kwajongens waren het eigenlijk.’ Ook de nobele mores van de jacht brengen de mannen onder de aandacht. Bert: ‘Het ging altijd om een eerlijk gevecht tussen mens en dier. Tom: ‘Er moet gang in zitten, want ze moeten wel een kans hebben. Het mag niet te makkelijk gaan. Weet je nog die jager die we ‘de geprepareerde’ noemde? Dat was niet zo’n behendig type, hij was altijd traag in zijn reactie. “Ik ben nog niet geprepareerd!” zei hij dan. Jan van der Kolk, jachtopzichter bij de Combinatie, en ik hebben Andriessen overgehaald om zich bij de Combinatie aan te sluiten. Dat jagen vond hij op een gegeven moment zo geweldig dat hij de Combinatie heeft weggestuurd. “Ik nodig ze alleen af en toe nog uit voor een enkele jachtpartij”.’

Rolverdeling en takenpakket tijdens zo’n jachtpartij liggen vast en zijn glashelder. De drijvers jagen het wild op, de jagers schieten. Als drijver hoor je niet tot ‘de gegoede lui’, zoals Bert hen omschrijft. Op de meegebrachte foto’s zijn ook enkele zogeheten tableaus goed te zien ofwel zorgvuldigecomposities van geschoten wild. Een algemeen gebruik onder jagers.

Bert: ‘Na de jachtpartij legden we alles uit. Hennen bij de hennen, hanen bij de hanen, konijnen bij konijnen. Dan de jagers erachter, de drijvers ervoor. Klaar voor de foto.’

 

 

Adellijk bezit

Met uitzondering van Middenduin - dat in een vroeg stadium openbaar toegankelijk is - is het betreden van de duingronden tot ver in de 20 ste eeuw voorbehouden aan al dan niet adellijke grootgrondbezitters. Dat recht wordt regelmatig betwist. Al in de 16 e  eeuw is er sprake van onmin tussen de eigenaren (graven, leenmannen) en de dorpsinwoners over het gebruiksrecht van de duinen. Eerst zijn het jonkheren en baronnen, later vermogende Amsterdammers die hier hun buitenverblijf houden en zich graag overgeven aan de genoegens van de jacht, die duinmeiers of jachtopzieners inhuren om indringers te weren. Wild als herten, konijnen en fazanten bieden een smakelijke variatie op het adellijk menu, en voor de jachtopzieners is het ook een welkome bijverdienste. Om een beetje rond te kunnen komen moeten zij zo’n 16.000 konijnen per jaar vangen. Dit ‘recht’ van de jachtopziener blijft tot diep in de 20 ste eeuw bestaan. Tom: ‘Konijnen waren de zakcenten voor de jachtopziener.’ De stropende waaghals die zich toch in de duinen begeeft, kan rekenen op zware lijfstraffen. Later wordt dat gevangenisstraf of ontzegging van betreding van het gebied.

 

Op scherp

Genoeg stof om de verhoudingen tussen pachters en eigenaren op scherp te zetten. De omgang van jachtopzieners met stropers is al even heikel. Die kan variëren van een relatief onschuldige kat-en-muisspel - jachtopzieners weten de stropers vaak te herkennen aan de voetafdrukken of de manier van strikken zetten, stropers verstopten hun geweren in duin zodat ze niet voor verboden wapenbezit aangehouden konden worden - tot een grimmig handgemeen op leven en dood. Zoals Tom aan den lijve meemaakt wanneer hij een stroper in Middenduin betrapt en door hem wordt beschoten. Op zijn beurt wordt de stroper door de Tom’s metgezel beschoten. Zowel de stroper als Tom belandt in het ziekenhuis. ‘De chirurg zag twee gewonde mannen binnenkomen. Ik vertelde hoe het gebeurd was, dat ik door hem in de buik was geschoten. “Dat is eenvoudig, dan helpen we jou eerst”, was zijn laconieke reactie.’ Als jachtopzichters staan Bert en Tom aan de andere kant van de streep. Aan hen de taak om de stropers te weren. Bert op de jachtterreinen achter Meer en Berg; Tom in het Middenduin in dienst van Andriessen. Als jachtopzichters waren ze via de jachtvergunning van hun werkgever zelf gerechtigd om te jagen. Een recht waar ze beiden zeer op gesteld waren of liever: waar ze niet buiten konden.

 

Kattenmaggi

Eén ding wordt uit hun verhalen wel duidelijk: jagen is geen hobby, zelfs geen sport. Het is een manier van leven, zoveel blijkt uit hun anekdotes die zijn doorspekt met bijnamen van jachtopzieners en stropers als Hobo, Piet van der Meij alias Piet Poes vanwege zijn sluiptechniek op stropers te betrappen, de deurknop, Kees ’t Mannetje die onwaarschijnlijk klein was. Hilarisch zijn de manieren waarop katten en vossen werden gelokt, zoals de befaamde wijze met ‘kattenmaggi’. Een uitvinding van Bert die een mengsel maakte van lauw water en lichaamsonderdelen van een kat, dat vervolgens dagen achter de kachel liet ‘werken’ om daarna dit onweerstaanbare goedje in de duinen te verspreiden om vossen en katten aan te trekken. Bert: ‘Ik nam ook wel een pot carboleum mee en legde in ieder konijnenhol een ingesmeerde houtsnipper. De volgende dag kon ik niet slapen van de zenuwen, zo spannend vond ik het.’ Tom: Ik weet nog precies wanneer ik mijn eerste vos schoot. In 1972. Bij volle maan. Van Bert mocht ik reeën schieten. Bert: ‘Ik zag meteen: dat is een fanatiekeling.’ Tom: ‘Nog steeds. Er gaat geen uur voorbij of ik denk aan jagen.’ Zoals Ileen Montijn in ‘Hoog Geboren’ stelt: de jacht is verslavend. Niet meer voor Bert, want glimlacht hij: ‘Ik ben milder geworden.’ Bij Tom zit het jagen nog in elke vezel en bloedbaan. Hoewel vanaf 1981 fulltime boswachter bij Staatsbosbeheer is hij nog steeds in kijken, denken en doen een jager. Waar dat vandaan komt? ‘Tja, dat zit er nu eenmaal in. Hoe dan ook, ik ben ermee besmet en besmet er ook anderen mee! Zo heb ik collega’s die net als ik als ze een eend spotten automatisch op schoothoogte bukken!’

 

Verloren evenwicht

Beide mannen hebben nog net het exclusieve genoegen gesmaakt om met de adel te jagen. Vanaf het moment dat het voormalige lustoord toegankelijker wordt voor ‘de gewone man’, vanwege de openstelling voor publiek door PWN, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer, begint het geleidelijk aan ook zijn paradijselijke trekjes te verliezen. Een onontkoombare ontwikkeling lijkt wel. De natuurbeleving verandert, mensen zijn sentimenteler geworden – dieren zijn schattig of zielig -  en daar past de jacht niet meer bij. De veranderende mores ten aanzien van de jacht is – samen met de vergrassing, de verzuring, de gedecimeerde konijnenstand en de toegenomen recreatiedruk  - verantwoordelijk voor het verloren evenwicht in de duinen. De vossenexplosie en het uitdijende hertenbestand baren Tom en Bert zorgen. Beiden zijn overtuigd van nut en noodzaak om te waken over het delicate evenwicht tussen vossen, fazanten, konijnen en bodembroeders. Tom: ‘In mijn ogen is de jacht, als onderdeel van verantwoord natuurbeheer, onmisbaar. Zeggen mensen tegen me: “Ik zie geen vlinders meer!” Vind je het gek? De herten vreten alles kaal. Of ze vragen zich af waar de weidevogels zijn gebleven. Maar de vos verjaagt alle bodembroeders. Ik weet nog goed dat ik een keer een vos zag met drie leeuweriken in zijn bek. Begin jaren zeventig, voordat de vossenjacht werd ingedamd, telde ik hier nota bene 23 wulpennesten.’

 

Behalve het verbroken evenwicht vinden beide mannen het ook spijtig dat het buitenleven van hun jonge jaren aan populariteit heeft ingeboet. Oké, er wordt in de duinen volop gewandeld, gefietst en gesport, maar het rondzwerven en het bijbehorende vrije gevoel zoals zij dat altijd hebben ervaren, is in hun ogen verdwenen. Zonder ons te willen bezondigen aan cultuurpessimisme moet het gezelschap constateren dat ook de vanzelfsprekende omgang met de natuur is verdwenen. Net als , de ervaring en kennis. De ‘buitenman’  behoort - net als vissers, boeren en jagers - tot een uitstervende soort. Bert op een vraag hoe hij vossen wist te lokken: ‘Je weet toch hoe een vos leeft?! Dat weet je gewoon!’ Tom: ‘Mijn zonen hebben geen tijd meer. Ze hebben het altijd druk. Ze hebben een jong gezin, werk, sociale contacten.’ Bert: ‘Jongeren zitten achter de computer of gamestation, ik zie ze niet buiten.’

 

Revival

Maar ach. Er is niet een héle wereld vergaan. Het Middenduin is ook nu rijk bedeeld met landschappelijk schoon. De afwisseling van hoge duinen en diepe dalen is uniek, net als karakteristieke duinvallei van Middenduin die zich ongerept voor je uitstrekt, alsof het er nooit anders bij heeft gelegen. Nog steeds zijn er tientallen soorten vogels (67), vlinders, planten en bloemen (1500 soorten) te vinden. Van ijsvogels en boompiepers tot de grote ratelaar en de zeer zeldzame waterplant waterviolier. Voor de oplettende liefhebber vormt het Middenduin een aards paradijs. Een wereld die alleszins de moeite waard is om te behouden en te beschermen tegen verstedelijking. En wie weet is het buitenleven en ook de jacht toe aan een heuse revival. Naarmate het keurslijf van de social media en bereikbaarheid meer gaat knellen, kan de waardering voor buiten rondzwerven, wild plukken en jagen alleen maar toenemen. Zoals prins Bernhard Tom al jaren geleden toevertrouwde: ‘Er is niets wat je hoofd zo leeg kan maken als de jacht.’ Wild eten past ook in de trend van ‘authentiek duurzaam voedsel’. Begin juni braken tweehonderd chef-koks – in een reactie op de kabinetsplannen om de jacht aan banden te leggen -  een lans voor de zogenaamde benuttingsjacht. En ook de beheerjacht om het verloren evenwicht in de natuur opnieuw te herstellen, oogst bijval. Het zou dé oplossing zijn om de wildgroei aan ganzen en herten in te tomen. En als het aan Tom en Bert zou liggen, hoort ook de vos in dit rijtje thuis.  

 

Truus Zonneveld

www.tekzt.nl 

 

©Stichting Vrienden van Middenduin

Bronnen:

-Onderhoud met Bert Hartoch en Tom in den Bosch, d.d. 10 juni 2015.

-Rolf Roos red. Duinen en mensen Kennemerland, St. Natuurmedia, Amsterdam 2009.

-Ileen Montijn, Hoog geboren. 250 jaar Adellijk leven in Nederland Nationaal Park Zuid-Kennemerland

 -M. Visser-Poldervaart, Een inventarisatie van de cultuurhistorische en aardkundige waarden aangevuld met kennis van diverse experts uit het gebied, 2008 - www.duinenenmensen.nl

-‘Jagen is heel natuurlijk’, Drs. Ellen Mookhoek, NRC Handelsblad opiniepagina, d.d. 22-6-2015